In het onderzoeksontwerp bepaal je hoe je de meting van het gedrag op een systematische manier gaat uitvoeren. Dit houdt in dat je bepaalt wanneer en bij wie je de interventie uitrolt en wanneer en bij wie je de meting(en) uitvoert.
Om de effecten van je interventie zuiver aan te kunnen tonen, is het belangrijk dat je niet zomaar iets gaat meten, maar op een systematische manier te werk gaat. Dit kun je bereiken door één of meerdere elementen van een gedegen onderzoeksontwerp toe te passen. Hieronder leggen we deze elementen uit.
Element 1: voor- en nameting
Een gebruikelijke manier om systematisch te meten, is om het gedrag voor het uitrollen van je interventie te meten en deze meting na afloop van de interventie te herhalen. Let erop dat je de interventie tijd geeft om te landen. Gebruikelijk is dat je de nameting op z’n vroegst één tot twee weken na het implementeren van je interventie afneemt. Bij gedragingen die minder frequent plaatsvinden, kun je de nameting ook op een later moment gaan afnemen. Door de resultaten van de twee metingen te vergelijken, kun je bepalen of het gedrag wel of niet is verbeterd. Het gebruik van meerdere meetmomenten werkt vooral goed op het moment dat de meting direct is of geen extra inspanning van je doelgroep vraagt. Het werken met een voor- en nameting is altijd een handige basis voor je meting. Let hierbij wel goed op andere zaken die naast je interventie een effect op je doelgedrag zouden kunnen hebben, zoals de uitrol van nieuwe software. Ook bij gedragingen die nieuw zijn voor je doelgroep moet je opletten met het toepassen van een voor- en een nameting. In deze gevallen is het vaak handiger om te werken met meerdere groepen.

Element 2: meerdere groepen
Als alternatief kun je gebruikmaken van twee groepen medewerkers, waarbij je de interventie alleen in een van de twee groepen uitrolt. Door vervolgens bij allebei de groepen een meting uit te voeren en de resultaten van de groepen met elkaar te vergelijken, kun je de effecten van je interventie met slechts één meetmoment bepalen. Daarbij is het belangrijk om met groepen te werken die sterk op elkaar lijken. Dit kun je bevorderen door de medewerkers willekeurig aan een van de twee groepen toe te wijzen. Het gebruik van meerdere groepen is handig om de effecten van je interventie specifiek in kaart te brengen. Een vereiste is wel dat je meerdere groepen hebt die vergelijkbaar zijn.

Je hoeft in je meting niet alle leden van je doelgroep mee te nemen. Probeer wel om een representatieve afspiegeling te krijgen van je doelgroep. Dit bereik je door 20-30% van je doelgroep mee te nemen in je meting. Bij het indelen van je doelgroep kun je element 3 toepassen: het willekeurig indelen van je medewerkers.
Element 3: willekeurig indelen
Zowel bij het meten met een voor- en een nameting als bij het meten met meerdere groepen is het handig om leden van je doelgroep willekeurig toe te wijzen aan een groep of meetmoment. Daarmee voorkom je dat verschillen in de resultaten ontstaan door verschillen in de gekozen groepen. Dit kan echter alleen bij interventies die op individueel niveau plaatsvinden, zoals communicatie via e-mail of persoonlijke gesprekken.
